Onze Kerk

De hierna volgende tekst is de letterlijke overname van het artikel van H. Leunissen in de oorspronkelijke spelling.

Henry Leunissen

DE R.K. KERK DER
ONBEVL. ONTVANGENIS
VAN MARIA TE
AMSTENRADE

(1932)

drukkerij v/h. Cl. Goffin, Maastricht

Evenals in zoovele andere plaatsen in onze streek is ook de kerk der Parochie Amstenrade tengevolge van den  aanwas der bevolking sedert jaren te klein
geworden, om de geloovigen op Zon- en feestdagen en bij andere plechtige gelegenheden te bevatten. Na rijp beraad heeft de Zeereerwaarde Pastoor Schrijnemakers het aangedurfd een aanzienlijke vergrooting van het bestaande kerkgebouw ter hand te nemen.

Alvorens over deze vergroote of nieuwe kerk verder te spreken, willen we eerst het
een en ander zeggen over het ontstaan van het tegenwoordige en allerleerst nog over het daarvoor bestaande kerkje.

Wij denken ons een kleine eeuw terug, omstreeks het jaar 1850. De gemeente telde toen rond 500 inwoners; tot korte jaren daarvoor bedroeg het aantal zielen nauwelijks 300. Het dorp bestond toen uit een kleine kern rondom kerk en kasteel, een 10-tal huizen in de Oude Straat, een 7-tal aan de tegenwoordige Poststraat, waar toen ook de school stond, thans de woning van den Rijksveldwachter, een groep van circa 15 huizen in de zg. Gatsen en een 20-tal op onregelmatige afstanden van elkander langs den tegenwoordigen Rijksweg, die toen pas in de jaren 1847-48 was aangelegd.

Deze Rijksweg was in 1850 nog slechts daar bebouwd, waar hij met gedeelten van de vroegere Dorpstraat, genaamd Akerweg, samen viel. Vele dezer huizen waren eerst verrezen na den Napoleontische tijd, zoodat het dorp Amstenrade in het begin der 19e eeuw al bijzonder weinig inwoners moet hebben geteld. Wegens de toename der bevolking werd Amstenrade bij besluit van koning Leopold I van den 13 November 1831 tot zg. succursale of zelfstandige parochie verheven; tot dan toe behoorde het
tot de parochie Oirsbeek. De Bisschop van Luik benoemde bij besluit van 5 December 1831 3 leden der nieuwe Kerkfabriek; 2 andere leden werden in dezelfde maand benoemd door den Gouverneur van het Hertogdom Limburg. Mede tengevolge van den bevolkingsgroei was het bestaande kerkje te klein geworden; dit kerkje was eigenlijk niet meer dan eene kapel met inwendige maten van 20 op 11 meter. Omstreeks het jaar 1850 voldeed het geenszins meer; volgens een brief van het Gemeentebestuur was het  “laag, doner, vochtig en in geenen deele voordeelig voor de gezondheid”.  Daarbij schijnt het ook zeer bouwvallig geworden te zijn, geen wonder als men bedenkt, dat het volgens eene correspondentie uit dien tijd “een der oudste kerkjes van het Hertogdom” was. Het stond op dezelfde plaats, waar ook de tegenwoordige kerk staat, had eveneens twee torens, op wier fundeeringen de beide bestaande torens zijn verrezen. Het Gouvernement maakte bij zijn beoordeeling eener aanvrage om subsidie in de kosten eener nieuwe kerk bezwaar tegen deze twee torens: dat vergrootte onnodig de kosten. De Gemeenteraad verdedigde echter in zijn brief van 21 December 1850 aan Gedeputeerde Staten zoo kranig zijn standpunt (hij voerde o.a. het volgende argument aan: “Deze twee torens bestaan aan de tegenwoordige kerk en het is een geschiedkundig gedachtenis, waaraf men wenscht het geheugen bij te houden”), en de inwoners van Amstenrade hielden zooveel van historie en traditie, dat ondanks de tegenwerpingen van de regeering ook onze huidige kerk steeds fier met een dubbel stel torenspitsen ten hemel mocht wijzen.

Het bouwen eener nieuwe kerk ging in 1850 al met even veel bezwaren gepaard als thans. Vooreerst de geldkwestie. In zijn subsidieaanvrage aan Koning Willem III zegt het gemeentebestuur, dat “twee vijfden der bevolking bestaat uit behoeftigen, alleen van de milddadigheid hunner medeburgers levende, twee vijfde deelen zijn werklieden, nauwelijks in staat om in het bestaan hunner huisgezinnen te voorzien, terwijl het laatste vijfde deel behoudens eenige uitzonderingen is te zamen gesteld uit kleine akkerlieden, 1 – 2 paarden houdende om hun veld te bebouwen, met een woond”.

Van dien kant kon de toenmalige pastoor Aldenhoff dan ook niet veel verwachten: van de eerste categorie al zeker niets; van de tweede ook maar bitter weinig, daar deze meerendeels uit onbemiddelde arbeiders bestond, die in den zomer naar Duitschland trokken en den wintertijd zoo goed mogelijk trachten door te komen met de overgespaarde in oneindig lange arbeidsdagen zuur verdiende penningen, terwijl de landbouwersstand in die dagen ook nog al vaak in de verdrukking kwam.

Daarentegen bewoonde de eerste Ansembourg, de Graaf Jean Baptiste, het kasteel, een man van buitengewone energie, die, zonder zijn eigen belangen te verwaarloozen, zijn kennis en macht in dienst stelde van kerk en gemeente en die zoodiende den band smeedde tusschen Amstenrade en Ansembourg, sedert dien te zamen vergroeid als het klimop met den ouden verweerden muur, die met elkaar zoowel in den zomer de koesterende zonnestralen opvangen als in het barre jaargetijde koude en storm trotseeren.

Deze Graaf Jean Baptiste stelde niet alleen uit eigen middelen een koninklijke gift ter beschikking, maar wist ook door zijn machtigen invloed bij Rijks- en Provinciaal Bestuur te verkrijgen, dat deze de voor dien tijd aanzienlijke bedragen van resp. Fl 3000,- en Fl 1000,- als subsidie toekenden.  Daarbij was hij de leidende persoonlijkheid bij de groote onderneming: de bouw eener nieuwe kerk. Hij voerde persoonlijk alle besprekingen en onderhandelingen met architecten, aannemers en leveranciers, zond zijn jagers uit, om werklieden op te sporen, hield inschrijvingen voor gratis arbeid onder inwoners-arbeiders en voor kostelooze vrachten onder de landbouwers van Amstenrade en zijne eigen pachters in al de omliggende dorpen, incasseerde de gelden en deed alle betalingen, inspecteerde dagelijks het werk en teekende daarbij nauwkeurig alles aan, wat met den bouw in verband stond.

De architect Lemmens uit het naburige Beek maakte een volledig plan met uitvoerig bestek op, welke stukken ook door de Regering werden goedgekeurd en waarop de genoemde subsidies werden toegekend. Desniettemin werd de bouw uitgevoerd overeenkomstig later opgemaakte plannen van architect Weber uit Roermond, een in het midden der vorige eeuw bekend kerkbouwer.

In Augustus 1851 werden de voorbereidende werkzaamheden begonnen, voornamelijk in verband met het bakken van een oven ad. 280.000 voor den bouw geraamde briksteenen.

Bij besluit van Gemeentebestuur en Kerkbestuur d.d. 7 Januari 1852 werd het werk gegund aan den aannemer Dohlen uit Burtscheid, vader en zoon, voor de som van 26.455,02 francs. Hiervan zou 1269,84 francs  in mindering gebracht worden voor de afbraak der oude kerk, welke ten voordeele der aannemers kwam en waarvan vrij veel oud materiaal aan den nieuwbouw gebruikt werd, namelijk in de fundeeringen en in het bint- en kapwerk der torens.  Blijkens de definitieve afrekening hebben de totale bouwkosten echter beloopen 31.172, 61 francs.

De medewerking der ingezetenen bepaalde zich hoofdzakelijk tot het gratis doen van vrachten en arbeid, variëerend tusschen 14 dagen en 1 dag. Wat de vrachten betreft, werden de barrier- en drinkgelden uit het kerkelijk bouwfonds voldaan; de toenmalige burgemeester Limpens, tevens herbergier en wonende vlak naast de kerk (tegenwoordig huis kinderen Delahaije) maakte blijkens de gevonden rekeningen goede zaken.

Op 16 maart 1852  werd de eerste steen met plechtigheid gelegd door Graaf Jean Baptiste, gevolgd door de freules Leontine en Elvire, waarna inzegening der fundeeringswerken door den deken van Schinnen, den Zeereerwaarden Heer Paqay, Pastoor Schoenmaker van Hoensbroek en Pastoor Paulssen van Heerlerheide plaats vond.  Bij deze plechtigheid waren verder tegenwoordig de Pastoor van Oirsbeek, kapelaan Alberts van Oirsbeek, kapelaan Dautzenberg van Heerlerheide, pastoor Goessens van Merkelbeek, pastoor Mannens van Brunssum, pastoor Trompers van Munstergeleen, kapelaan Göbbels van Munstergeleen, de rustende pastoor Deusings van Munstergeleen, kapelaan Peters van Schinveld, pastoor Hoelen van Wijnandsrade, kapelaan Harren van Nuth, pastoor Erens van Jabeek, kapelaan Keulers van Amstenrade (de Heer pastoor Bemelmans van Amstenrade was wegens ziekte verhinderd); buitendien waren aanwezig de Heeren Norbert Metz, minister van oorlog en financiëen in het Groothertogdom Luxemburg, August Metz, lid der Staten van het Groothertogdom en Graaf Alfred d’ Ansembourg, kapitein bij het regiment Guides te Brussel.

Op 11 november 1852 werd de eerste “met kleurige linten versierde” lei door Graaf Jean Baptiste op het dak gespijkerd.

Tijdens den bouw, die toch al niet zo goed opschoot, schijnt groot gebrek aan metselaars bestaan te hebben; tot zelfs in Maastricht en Keulen werden deze gerequireed. Des Maandags was telkens een opmerkelijk gering getal aan het werk; de Maandagviering zat onzen menschen in dien tijd in verband met het pas opgeloste Belgische Staatsverband ter dege in het bloed.

Volgens bestek moest de finale oplevering der kerk op 1 Mei 1853 plaats hebben. De aannemers Dohlen waren op dien dag echter nog lang niet met het werk gereed; zij schijnen overigens nogal nalatig te zijn geweest. Dit werd zoo erg, dat de deurwaarder Timmers van Sittard op verzoek van Gemeente- en Kerkbestuur den aannemers bij exploit van 8 September 1853 aanzegde wegens te late oplevering en ongeregelden voortgang der werken eene borgstelling in den vom van vaste goederen ter waarde van Fl 6000,- te doen. Maar eindelijk kwam dan toch alles nog tot een goed einde en op 30 Januari 1856 hd de finale afrekening met de Heeren Dohlen plaats.

Intusschen was op 10 november 1953 de eerste H. Mis in de nieuwe kerk opgedragen door den kapelaan Keulen.

Ofschoon tegelijk met de bouwplannen ook tot in details uitgewerkte gebrandschilderde ramen werden ontworpen, is men wegens gebrek aan financiën tot plaatsing daarvan toch niet onmiddellijk kunnen overgaan. Eerst in het begin der 20e eeuw kwam de Parochie tot vrij eenvoudige nochtans zeer passende ramen, die rondom het koor geschonken door wijlen Graaf Arthur d’ Ansembourg, die van het schip der kerk door de andere ingezetenen. Ook duurde het tot 1864, eer een behoorlijk orgel kon worden aangeschaft; dit werd geleverd door de gebroeders Franssen van Horst en ging langen tijd door voor het beste kerkorgel der streek. Het kostte bij aanschaffing 6568 francs; eene hiervoor onder de parochianen gehouden inschrijving bracht de som van 1631.62 francs op. De thans bestaande biechtstoelen werden eerst in 1868 geplaatst en verdere voorname kerk- en altaarbehoeften in de jaren 1870-1880 aangeschaft.

Tijdens den bouw der kerk werd in 1851 aan Graaf Jean Baptiste en diens nakomelingen het eeuwigdurend recht toegekend, eene eigen bid- en begraafplaats naast de kerk met uitzicht op het koor op te richten. Deze werd dan ook tegelijk met de kerk op kosten van den Graaf gebouwd: de kosten beliepen ruim 3000 francs. Deze bedragen voor kerk en grafelijke kapel lijken in onzen tijd ongelooflijk gering. Men moet echter bedenken, dat de arbeidsloonen veel lager waren dan thans; zoo verdiende bv. een metselaar 75 cents en een handlanger 50 cents per dag. Deze kapel of bidplaats werd in 1919 nog door Graaf Arthur vergroot, doch zij wordt bij de aan den gang zijnde uitbreiding geheel bij de kerk ingelijfd. In de plaats daarvoor wordt echter voor de grafelijke familie eene nieuwe kapel met begraafplaats in orde gebracht, zulks volgens overeenkomst uit het jaar 1851. In deze nieuwe bidplaats zullen in brandglas de wapens worden aangebracht der 5 verschillende adelijke families, die te Amstenrade geregeerd hebben, nl. van de graven Huijn, de prinsen von Salm, de prinsen de Ligne, den chevalier de Willems en de graven d’Ansembourg. De met veel moeite en zorgen in de jaren 1851 – 1854 gebouwde parochiekerk behoort toto een type kruiskerk, zooals die een kleine eeuw geleden in neogothischen trant veel werden gebouwd.  Uitwendig werden de baksteenmuren hier en daar door natuursteen aan deuren en vensteropeningen onderbroken. Inwendig werd gansch de ruimte in een zuiver wit kleed gestoken, waarop de eikenhouten meubileering, soms ook de natuursteenen altaartombe duidelijk zich afteekenden. In de vensters werd met des te meer belangstelling naar een kleurige decoratie gezocht.  Vooral in koor en kapellen kwam dan de vroolijke kleur van koper aan tabernakel, kandelaars, doopvont enz. nog een opgewekt accent geven.  De vroegmiddeleeuwsche kerkjes bleken later tengevolge van aangroei der parochie veel te klein.  Onder zulke omstandigheden was het reeds in vroeger eeuwen gebruikelijk, een der kruisarmen aan oost-  of westzijde af te breken en door een grooter gebouw te vervangen.

Diezelfde methode wordt ook thans aan de bestaande parochiekerk van Amstenrade toegepast. Het westelijk deel met de twee torens  wordt behouden.  Het dwarspunt blijft ook in wezen, behoudens een kleine verlenging naar het Zuiden en het Noorden.  Maar aan de Oostzijde wordt allereerst de transept (het dwarspand) verdubbeld, ten einde nabij het priesterkoor over een maximum breedte voor de kerkgangers te beschikken, en daarna wordt het koor in Oostelijke richting verlengd, met zijdelings de grafelijke kapel en de sacristie.

De beschikbare ruimte van het kerkhof werd verder benut om rond het priesterkoor een omgang te maken. Daardoor komt het hoofdaltaar vrij te staan en worden de hooge koormuren degelijk gesteund, en wint het uiterlijk aanzien zoo goed als het inwendige doorzicht.  De steunpunten van dezen halven koorachthoek worden gedragen  door gepolijste zuilen van Beiers graniet.  Overigens wordt deze aanbouw in aansluiting met het bestaande deel der kerk wit geschuurd.

In beide armen van den verdubbelden trancept wordt eene galerij aangebracht, waardoor op het beperkte oppervlak nog aanmerkelijk meer zitplaatsen kunnen worden verkregen.

Dat op den beweeglijken bodem van onze mijndistricten de middeleeuwsche  gewelfbouw niet meer mag worden toegepast, ligt voor de hand.  Immers onze bouwwerken worden aan verschillende schuivingen blootgesteld, terwijl de middeleeuwsche gewelfbouw volkomen rust van muren en steunpunten eischt.  Onze nieuwe bouwwerken moeten nu door gordels op verschillende hoogten, hier bv. vier, samen gebonden worden, opdat zij bij beweging van den bodem toch samenhangend blijven.  Zoo krijgt onze kerk op vloer- en galerijhoogte, aan den aanzet der schipbogen en als muurafdekking telkens een rondgaande betonbalk, welke onder den vloer door dwarsverbindingen verbonden zijn.

De architectonische vormen der bestaande kerk worden verder gelijkvormig voortgezet, om ze tot één geheel te maken.

De aanwezige gebrandschilderde vensters worden overgebracht naar het nieuwe koor en zullen daar dienen te worden aangevuld met soortgelijke passende vensters aan beide zijden aansluitend tot in de transepten, wil men een warmen stemmigen toon in de kerk doorvoeren.

Intusschen spelen ook bij deze kerkvergrooting de financiën de grootste rol.   Het heeft pastoor  Schrijnemakers heel wat moeite gekost, om het zoo ver te brengen, dat hij den bouw heeft kunnen beginnen, zonder behoeven te vreezen, dat op een bepaald moment wegens gebrek aan contanten het werk zou moeten worden stop gelegd. En dat hij zoover is kunnen geraken, is naast  Graaf Max d’Ansembourg, onzen tegenwoordigen kasteelheer, voornamelijk te danken aan de vrijgevigheid van het Gemeentebestuur, de Provincie en – vooral niet te vergeten – de Staatsmijnen in Limburg.

Desalniettemin zullen de blijvende lasten voor de kerkfabriek toch van dien aard zijn, dat niet zal zijn te ontkomen aan periodieke maandelijksche collecten, om deze lasten zooveel mogelijk te verlichten en de aangegane verplichtingen te kunnen nakomen.    De totale verbouwingskosten zullen namelijk de kapitale som van ongeveer f 65.000,– belopen; daarbij komst dan nog rond f 7.000,– voor aanschaffing van nieuwe banken en grondige herstelling van het orgel, terwijl de Heer Pastoor een tweetal nieuwe communiebanken en de ontbrekende gebrandschilderde vensters uit vrijwillige giften van de parochianen hoopt te kunnen bestrijden.

Deze vergrooting onzer parochiekerk wordt uitgevoerd naar plannen van het architectenbureau Joseph en Pierre Cuypers.  De bouw is aangenomen door de Firma Geurten & Gärtner, te Hoensbroek.  Afgezien van de vele minder gunstige werkdagen, schiet het werk toch bijzonder goed op. Er heerscht een uitstekende geest en eene ongedwongen warme verhouding tusschen ’t Kerkbestuur eenerzijds en de architecten, den opzichter en de aannemers anderzijds.

En wanneer straks het gebouw geheel voltooid zal zijn, dan zal Amstenrade met recht trotsch kunnen zijn op zijn nieuwe kerk. Daarvoor staan ons de kundigheden van architecten en aannemers volkomen borg.

Amstenrade, Paschen 1932.

9xrockers.com videoxsearch.mobi xxx mms videos
indiandesixnxx pornozavr.net gujarat bf
indian girls naked indianpornvideos.me sexy video indean
free village sex indianfuck.org rexporn
call girl pune indiansexmms.me bigasssex.com
blue film bangali indiansexbar.mobi tsmilsex
sex video sex video porngonzo.mobi nangi filmen
deshi sexy pornorgy.org handjob in public
assames xxx video duporn.mobi ajooba song mp3 download
جنس عائلى bakireporn.net نيك في الكنيسه
www.google.com xnxx pornstarstube.info remo telugu movie
sex movies video desixxxtube.info plamtube
hot tumblr popsexy.net telugu sexvidios
sex vedio malayalam xxxvideohd.net mallu hot sex videos
سكس بنجلاديش meyzo.mobi تجسس محارم